Weemoed

De Herfst blaast op den horen
en ’t wierookt in het hout ;
de vruchten gloren.
De stilten weven gobelijnen
van gouddraad over ’t woud,
met reeën, die verbaasd verschijnen
uit varens en frambozenhout,
en sierlijk weer verdwijnen …
De schoonheid droomt van boom tot boom,
doch alle schoonheid zal verdwijnen,
want alle schoonheid is slechts droom,
maar Gij zijt d’ Eeuwigheid !
Heb dank dat Gij mijn weemoed wijdt
en zegen ook zijn vruchten.
Een ganzendriehoek in de luchten ;
nu komt de wintertijd.
Ik hoor U door mijn hart en door de rieten zuchten.
Ik ben bereid.

(uit Adagio van Felix Timmermans)

1 comment:

Pablo Carpintero said...

Sentimentele afval voor vele kunst-critici.

Voor mij een meesterlijk toppunt.